Vacatures (2): Stadermann Luiten zoekt een advocaat-medewerker en advocaat-stagiaire Lees meer

Hoge Raad gaat om: voor beroep op beperkende werking redelijkheid en billijkheid is kwalificatie van het beding in verzekeringsvoorwaarden voortaan overbodig

Een manegehouder organiseert tegen betaling bosritten te paard onder begeleiding van een medewerker (instructeur). De manegehouder heeft een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten. Op het clausuleblad staat een verhuurclausule. Deze clausule bepaalt dat aansprakelijkheid voor schade die verband houdt met verhuur als rijpaard uitsluitend is verzekerd als aan twee voorwaarden is voldaan: zowel de instructeur als de huurder moet beschikken over een bepaald diploma.

In onderhavig geval gaat het mis tijdens een bosrit. De paarden schrikken door het gedrag van een derde, waardoor ze op hol slaan en een huurder ten val komt met letsel tot gevolg. Zowel de instructeur als de huurder beschikten niet over het vereiste diploma. De verzekeraar weigert om die reden dekking.

Het Hof oordeelt dat de verhuurclausule moet worden gekwalificeerd als een preventieve garantievoorwaarde (die dekking biedt als aan de twee voorwaarden is voldaan) en dus niet als een primaire dekkingsomschrijving zoals de verzekeraar had betoogd. Vervolgens oordeelt het Hof dat het beroep van de verzekeraar op de preventieve garantievoorwaarde naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Gelet op de toedracht van het ongeval meent het Hof dat het feit dat de instructeur en de huurder niet beschikten over het vereiste diploma niet in causaal verband staat tot het op hol slaan van de paarden en de daaropvolgende val van het paard.

In cassatie beklaagt de verzekeraar zich over de kwalificatie van de verhuurclausule door het Hof. De Hoge Raad besluit daarop het onderscheid tussen primaire dekkingsomschrijving of preventieve garantievoorwaarde niet meer te maken. Net als bij de andere overeenkomsten kan het beding waarop de verzekeraar zich beroept om dekking te weigeren in alle gevallen worden getoetst aan het beroep van de verzekerde op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, ongeacht de kwalificatie van het beding. Voorafgaand aan dit arrest kon deze toets alleen worden aangelegd bij een preventieve garantievoorwaarde en dus niet bij een primaire dekkingsomschrijving.

De Hoge Raad benoemt vervolgens (niet limitatief) enkele gezichtspunten die van belang kunnen zijn bij de beoordeling van de vraag of een beroep op het beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is:

1) in hoeverre begrenst het beding het te verzekeren risico in algemene zin;

2) in hoeverre strekt het beding tot het treffen van maatregelen om schade te voorkomen of te verkleinen;

3) in hoeverre ziet het beding op andere belangen dan bedoeld onder 2), zoals het voorkomen van bewijsproblemen of debat over het al dan niet ontbreken van causaal verband tussen het niet-voldaan zijn aan het beding en het verwezenlijkte risico.

De cassatieklacht van de verzekeraar dat het Hof een onjuiste toepassing heeft gegeven aan de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid slaagt. Volgens de Hoge Raad heeft het Hof onvoldoende gemotiveerd dat causaal verband ontbreekt. Daarnaast geldt dat zelfs als dat verband ontbreekt, daarmee nog niet is gegeven dat de verzekeraar zich niet met succes op de clausule kan beroepen.

Print

22 februari 2024

ECLI:NL:HR:2024:258